Forfaitaire berekening woonlasten

Per 1 april 2013 is de berekening van kinderalimentatie vereenvoudigd. Er wordt geen rekening meer gehouden met de werkelijke woonlasten van degene die alimentatie moet betalen. In plaats daarvan geldt een forfaitair systeem: de woonlasten worden gesteld op 30% van het netto inkomen. In de praktijk betekent dit dat een alimentatieplichtige met lage woonlasten ‘geluk’ heeft en iemand met hoge woonlasten ‘pech’.[i]

De bedoeling van een forfaitair systeem is om de berekening eenvoudiger te maken. En duurzamer, zodat niet elke wijziging in iemands woonlasten kan leiden tot discussie en een nieuw alimentatiebedrag.

De bedoeling is goed: de regels vereenvoudigen, zodat iedereen ze zelf kan toepassen en mensen weten waar ze aan toe zijn. Dat leidt tot minder discussies, minder procedures, minder (advocaat)kosten, en de rechterlijke macht wordt minder belast.

Is eenvoud rechtvaardig?

Maar pakt dat ook werkelijk zo uit? En is die eenvoudige regel ook rechtvaardig?

Dat is het eeuwige dilemma. Kiezen tussen eenvoud en maatwerk.

Het Gerechtshof Den Haag moest onlangs oordelen over dat dilemma. In deze zaak had degene die alimentatie moest betalen een forfaitaire woonlast van € 1.388,– per maand. Zijn werkelijke woonlast was € 484,– per maand. Een verschil van maar liefst € 904,–. Als bij de berekening van de kinderalimentatie de forfaitaire woonlast zou worden genomen, zou er voor de kinderen minder geld zijn dan waarop ze (volgens Nibud-tabellen) recht zouden hebben. En daarom zei het Hof:

“Voor de kinderen is het van essentieel belang dat ook in financiële zin goed voor hen wordt gezorgd. (…) Nu er een aanmerkelijke discrepantie is tussen de werkelijke woonkosten en de forfaitaire woonkosten en dit ten koste gaat van de kinderen, acht het hof het hanteren van het forfaitair systeem in het onderhavige geval in strijd met de uitgangspunten van de wetgever (…).”

Eenvoud versus maatwerk

Het Hof koos dus voor maatwerk. Wat uiteraard de deur openzet voor andere mensen die met alimentatie van doen hebben en die ook maatwerk willen. Dan is de vraag: wanneer precies wordt de eenvoudige regel te onrechtvaardig? Wanneer wijken iemands woonlasten zodanig af van het forfait dat het niet meer acceptabel is? Het beantwoorden van die vraag is – ben ik bang – alweer … maatwerk.

Een eeuwig dilemma. Tussen aan de ene kant het streven naar eenvoud, kostenbesparing. Een aan de andere kant het streven naar recht doen aan individuele omstandigheden, rechtvaardigheid.

Het lijkt onoplosbaar. Tenzij je erkent dat ‘de’ oplossing niet bestaat. Dat het altijd zoeken zal blijven, naar een balans. Te veel eenvoud pakt onrechtvaardig uit. Te veel maatwerk is duur en ingewikkeld.

Daarom: het berekenen van alimentatie zal voorlopig wel specialistenwerk blijven. En de uitkomst van een procedure bij de rechter in min of meerdere mate onzeker.

Gelukkig slagen veel mensen er in om samen – buiten de rechter om – afspraken te maken over de alimentatie. En in alle gevallen moeten we maar bedenken: het ‘enige juiste bedrag’ bestaat niet.


[i] Noot: Een uitzondering kan volgens de TREMA-normen worden gemaakt als er sprake is van ‘dubbele’ woonlasten, wat bij scheiding regelmatig voorkomt. De alimentatieplichtige betaalt dan bijvoorbeeld nog een tijdlang (de helft van) de hypotheek van de voormalige echtelijke woning en heeft intussen ook eigen woonlasten. In dat geval zal de rechter doorgaans rekening houden met de werkelijke woonlasten.