Gerechtigheid voor dieren
Dieren moeten rechten en procesbevoegdheid krijgen. Dat is de conclusie van Martha Nussbaum in haar nieuwste boek Gerechtigheid voor dieren, een hartstochtelijk pleidooi tegen de onrechtmatige manier waarop wij wereldwijd met dieren omgaan. Ze doet een beroep op onze emoties. Woede, mededogen en verwondering wijzen maar in één richting: dit moet stoppen!
Als je het eenmaal ziet
Net als Martha Nussbaum raakte ik pas op latere leeftijd betrokken bij het welzijn van dieren. Dat gebeurde toen ik zo’n achttien jaar geleden terugkeerde naar de plek waar ik geboren ben; het platteland. Wat ik als adolescent niet zag, begon ik toen te zien: onzegbaar veel dierenleed. Meestal is het verborgen achter muren en staldeuren, maar als je goed kijkt, luistert en ruikt, neem je het waar. Overal.
Mijn buren zijn varkens die in krappe hokken leven en nooit buiten komen, behalve wanneer ze op transport worden gezet op weg naar hun lugubere dood. Mijn buren zijn koeien die in moderne stallen worden uitgemolken terwijl de veehouder zijn weideland gebruikt om voer te oogsten. Mijn buren zijn honderden geiten, opgehokt in megaschuren waarvan de deuren op warme dagen een stukje worden opengeschoven, zodat een zacht klagend gemekker wordt meegedragen door de lucht. Her en der staan paarden jarenlang alleen in de wei. Hobbyjagers drillen in het openbaar hun honden, zelden zachtzinnig, en in de wintermaanden hoor je het knallen van de wapens waarmee de jagers de levens van duizenden weerloze dieren beëindigen.
Ik noem Bruno, de jonge herdershond die het lot trof te worden gekocht door mijn bejaarde buurvrouw. De vrouw kon het dier opvoeden noch uitlaten, maar daar ging het ook helemaal niet om. Bruno was aangeschaft met maar één doel: hij moest het erf bewaken. Nauwelijks zes maanden oud werd hij met een ketting aan een boom gebonden. Daar zat hij hele dagen in zijn eentje erbarmelijk te huilen. Voor Bruno belde ik de Dierenbescherming, nadat al het andere niet had geholpen. De buurvrouw kreeg bezoek van een inspecteur en moest toezeggen dat ze Bruno driemaal per dag zou uitlaten. Dat deed ze, toezeggen, maar voor Bruno veranderde er niets.
Dat was het moment waarop ik zelf op zoek ging naar regels waarmee ik Bruno misschien zou kunnen helpen. Wat ik leerde was dat honden aan kettingen mogen worden gehouden, mits de ketting de hond niet verwurgt. Ik leerde dat de wettelijke bescherming van dieren overall belabberd is en dat die bescherming – als hij er op papier al is – vaak niet wordt gehandhaafd. Ik leerde dat dieren volgens de Nederlandse wet ‘levende wezens met gevoel’ heten, maar dat we ze praktisch gesproken mogen behandelen als dingen die we kunnen kopen, opsluiten, exploiteren en vermoorden.
Als je het eenmaal hebt gezien, gaat het nooit meer weg.
Invloedrijk denker
Als je het eenmaal hebt gezien, leidt het tot woede en mededogen, precies zoals Martha Nussbaum betoogt in Gerechtigheid voor dieren.
Martha Nussbaum (1947) is een Amerikaanse filosofe van wiens werk ik ben gaan houden. Ze kreeg wereldwijd bekendheid in de jaren ‘80 toen ze samen met Amartya Sen – econoom, filosoof, Nobelprijswinnaar – de capabiliteitsbenadering ontwikkelde als basis voor sociale rechtvaardigheid. In plaats van welzijn te meten in termen van bruto nationaal product en economische groei, moeten we volgens haar kijken naar de individuele mens die een vrij en waardig leven moeten kunnen leiden. Nussbaum zegt niet: iedereen gelijke kansen, aan jou om ze te pakken. Maar: wat heb jíj nodig om die kansen te kunnen pakken? Een empathische benadering die rekening houdt met de verschillen tussen mensen. Eén die de immateriële kant van welzijn, denk aan sociale contacten en regie over het eigen leven, net zo belangrijk vindt als de materiële.
Nussbaums heeft veel over emoties geschreven. In een tijd waarin de nadruk ligt op de ratio, worden emoties vaak weggezet als irrationeel, als hinderlijke neigingen die we maar beter kunnen onderdrukken, zeker wanneer het om serieuze zaken gaat als politiek. Zeer ten onrechte, vindt Nussbaum. Emoties zijn er om te worden onderzocht en kunnen fungeren als constructieve richtingaanwijzer. In haar boek Woede en vergeving, een must-read voor iedereen die (professioneel) met conflicten te maken heeft, laat ze zien dat vergelding nooit een goede drijfveer is en dat woede – zij spreekt van overgangswoede – zich moet richten op een betere toekomst.
Verschrikkelijk onrecht
En nu is er dan Gerechtigheid voor dieren. Nussbaum raakte relatief laat in haar leven betrokken bij het welzijn van dieren door toedoen van haar (enige) dochter Rachel, een dierenrechtenactiviste die streed voor de bescherming van walvissen. Het was Rachel die de blik van haar beroemde moeder richtte op het soort onrecht dat zo alom en als vanzelfsprekend aanwezig is, dat velen het niet (meer) opmerken. Rachel was haar moeders mentor en inspiratie, totdat zij op 37-jarige leeftijd stierf aan complicaties na een operatie. Gerechtigheid voor dieren is opgedragen aan Rachel en de walvissen.
Nussbaum is filosoof en dat stelde haar voor de opgave een alomvattende politieke rechtvaardigheidstheorie voor dieren te ontwikkelen.[i] Een opgave die naar zal blijken even eenvoudig als complex is. Eenvoudig als het gaat om de grondgedachte. Complex als het gaat om: hoe dan?
Al de eerste alinea van haar boek windt Nussbaum er geen doekjes om. “Dieren zitten wereldwijd in de problemen. Geen enkel niet-menselijk dier ontsnapt aan de menselijke overheersing. Veelal brengt die overheersing dieren onrechtmatig letsel toe: door de barbaarse wreedheden van de bio-industrie, door stroperij en jacht, door de vernietiging van habitats, door vervuiling van lucht en zeeën of door verwaarlozing van de gezelschapsdieren waarvan mensen zeggen te houden.” En dat terwijl wij allang weten dat dieren pijn ervaren en emoties hebben. Dat ze op allerlei manieren intelligent zijn en in complexe sociale structuren leven. En veel dingen veel beter kunnen dan wij.
Waar veel rechtstheoretische boeken aan lijden – droogte of noem het bloedeloosheid – daar lijdt Nussbaums werk niet aan. Zij voert echte dieren op in haar boek en beschrijft hen met liefde en mededogen. Ze laat het contrast zien tussen hoe de levens van dieren er uit zouden kunnen zien en de wrede werkelijkheid. Zo maken we kennis met Virginia, de gevoelige olifant die van muziek houdt, maar dagelijks te kans loopt te worden afgeslacht omdat op geldbeluste mensen azen op haar slagtanden. We lezen over de zingende walvis Hal, die we zomaar uitgemergeld kunnen aantreffen op het strand met 40 kilo plastic in zijn maag. Er is de hond Lupa, die na jarenlange mishandelingen liefdevol wordt opgevangen door twee vrienden van Nussbaum en die geleidelijk haar trauma’s overwint (een happy end!). En bij gebrek aan echte verhalen over varkens die goed worden behandeld, neemt ze haar toevlucht tot een fictief personage: de Keizerin van Blandings, het varken uit de romans van P.G. Wodehouse, de schrijver die veel van dieren hield en hun gedrag bloemrijk beschreef.
Dit is precies waar het volgens Nussbaum om gaat: het verschrikkelijke contrast tussen levens die zich vrij kunnen ontplooien en de (miljarden) levens die opzettelijk door mensen worden gefnuikt.
Voordat Nussbaum haar eigen theorie ontvouwt, beschrijft ze drie bestaande – in haar visie lovenswaardige maar tekortschietende – benaderingen om dieren op de een of andere manier rechten te geven.
De zoals-wij-benadering
De eerste is de ‘zoals-wij benadering’ van Steve Wise, de Amerikaanse advocaat die al jaren procedeert om apen, olifanten en dolfijnen voor de wet erkend te krijgen als personen, zodat ze automatisch het recht zouden krijgen om niet meer te worden opgesloten en geëxploiteerd. Wise stelt dat het irrationeel is om een grens te trekken tussen mensen en andere slimme dieren.
Het is vrij gemakkelijk om in te zien waarom de benadering van Wise problematisch is: hij komt op voor dieren die qua intelligentie en cultuur op ons lijken en zijn argumenten zijn precies daarop gebaseerd. Zo’n benadering is in wezen een voortzetting van het Westerse scala naturae-denken, waarbij de soorten gerangschikt staan op een ladder met bovenaan de mens, als enig echt intelligent wezen naar het evenbeeld van god geschapen. De scala naturae is een religieus idee, niet gebaseerd op argumenten en observatie. Zou je andere criteria aanleggen om de soorten te rangschikken – denk aan snelheid, of het vermogen om te horen en ruiken – dan bracht de mens het er niet best vanaf.
Wise is een bevlogen pionier en zijn inspanningen verdienen de grootste lof, meent Nussbaum, maar waar blijven in zijn verhaal de ‘minder slimme’ dieren? We moeten veel beter kijken en niet alleen langs de meetlat van ons IQ.
Utilitarisme
De tweede benadering is die van het utilitarisme dat streeft naar maximalisatie van welzijn. Geluk en genot moeten zoveel mogelijk worden bevorderd en pijn moet zoveel mogelijk worden vermeden. De kernvraag is zodoende niet of dieren kunnen denken maar of ze kunnen lijden, aldus Jeremy Bentham (1748-1832), een van de eerste en meest invloedrijke utilitaristen. Zijn beroemde voetnoot waarin hij onze omgang met dieren vergelijkt met de slavernij, wordt wel gezien als het begin van de dierenrechtenbeweging.[ii]
In het utilitarisme gaat het om maximalisatie van het totaal – oftewel een samenleving als optelsom en aftreksom van geluk en pijn – en daar zitten meteen ook de beperkingen. Nussbaum roemt het utilitarisme voor zijn gevoeligheid voor het lijden van dieren, maar wat voor de één genot oplevert, betekent voor de ander lijden en wanner de som belangrijker is dan de delen, dan kunnen individuele belangen gemakkelijk worden vermorzeld . Er zijn om maar wat te noemen nogal wat mensen voor wie het genot van het eten van vlees zwaarder telt dan het lijden van dieren. Daarnaast is een goed leven voor dieren veel meer dan alleen het vermijden van pijn en lijden.
Korsgaard
Weinig verrassend heeft de derde benadering, die van collega-filosoof Christine Korsgaard, juist wel oog voor het individuele dier. Zij past het denken van Kant – elk mens is een schepsel met intrinsieke waarde – toe op dieren.[iii] Dieren zijn net als mensen een doel op zich en niet een middel om onze doelen te behalen. Wanneer wij de intrinsieke waarde van dieren zouden respecteren, zou de bio-industrie niet bestaan. Zo simpel kan het zijn.
Korsgaard blijft echter een onderscheid maken tussen enerzijds mensen als morele wezens en anderzijds dieren die louter in hun eigen belang en volgens hun instincten zouden leven. Nussbaum wijst deze kunstmatige scheidslijn terecht af. Alsof mensen altijd moreel verantwoord handelen. Alsof moraliteit en eigenbelang per se tegengestelden zijn. En misschien wel het belangrijkste: alsof niet ook dieren onmiskenbaar het (geëvolueerde) vermogen hebben om rekening te houden met anderen. “Chimpansees, gorilla’s en bonobo’s zijn inmiddels beroemd om hun vele vormen van altruïstisch gedrag, dankzij het baanbrekende werk van Frans de Waal. En weinigen die met een hond leven zullen ontkennen dat die heel acuut reageert op het leed van mensen, of dat hij bereid is persoonlijk risico te nemen om een mens of soms een andere dier te hulp te komen.”
Er is kortom geen enkele reden of rechtvaardiging om te zeggen dat mensen beter of fundamenteel anders zijn dan dieren. Dat wij niettemin al eeuwenlang deze egocentrische overtuiging zijn toegedaan, komt doordat we niet goed kijken: we gaan uit van één mini-perspectief, dat van onszelf.
Nussbaums theorie
Nussbaums eigen theorie vloeit, kun je zeggen, logisch voort uit het voorgaande. Net als elk mens heeft elk dier recht op een goed en waardig leven en dat behelst (veel) meer dan geen pijn hebben en niet lijden. Elk dier moet zijn karakteristieke leven kunnen leiden: een varken hoort niet in een drachtkooi, een kalf hoort bij zijn moeder, een walvis heeft een schone oceaan nodig en vogels schone lucht, een huisdier is geen speeltje om naar believen aan en af te schaffen.
Deze theorie is geënt op de beroemde capabiliteitsbenadering die Nussbaum ontwikkelde voor mensen, met maximaal respect voor hun onderlinge verschillen. Wat heb jij nodig om een goed leven te kunnen leiden? Voor dieren is dat net zo.
Tot zover het ‘eenvoudige’ deel: de grondgedachten, die stoelen op onze morele intuïtie om het goede te doen. Het echte werk begint wanneer die grondgedachten moeten worden vastgelegd in wetten.
Maar hoe dan?
Dat echte werk – wetten maken en handhaven – is allesbehalve eenvoudig. Je hoeft alleen maar naar de ontwikkeling en implementatie van onze eigen mensenrechten te kijken om te weten dat het een lang, zwaar, weerbarstig proces is dat nóóit af zal zijn. En als het om dieren gaat, is er een aantal extra problemen.
Neem het probleem van de afbakening: welke dieren moeten precies rechten krijgen? Nussbaum (en met haar anderen) legt de grens bij dieren met bewustzijn, ook wel sentiënte dieren genoemd. Maar wat is precies bewustzijn en hoe kunnen we dat vaststellen bij een dier? Voor zoogdieren is dat eenvoudig, maar hoe zit het met reptielen, schaaldieren en insecten? En moeten bomen en planten ook rechten krijgen?
Neem het probleem van de kosten. Een maatschappij die bossen kapt, luchten vervuilt, gronden vergiftigt en dagelijks miljoenen dieren slacht, zo’n maatschappij zal kosten moeten maken om het anders te gaan doen.
En neem het fundamentele probleem van de uitoefening van rechten. De meeste landen hebben intussen wel wetten die dieren moeten beschermen tegen mishandeling en verwaarlozing. Maar dieren kunnen niet zélf naar de rechter stappen om naleving af te dwingen en toezichthoudende organisaties die dat wel kunnen, laten het al te vaak afweten.[iv]
Nussbaums oplossing is om van dieren medeburgers met procesbevoegdheid te maken en juridische structuren te bedenken die hen vertegenwoordigen, zoals we dat feitelijk ook hebben gedaan voor kinderen en mensen met een geestelijke handicap. Nussbaum is niet de eerste die dit idee ontvouwt. In Nederland hebben filosofen Eva Meijer en Janneke Vink hierover uitgebreid gepubliceerd.[v]
Hoop
Maar er is ook hoop. Want langzaam maar zeker gaat er iets schuiven. In Nederland zijn er talloze organisaties die opkomen voor dieren, er is een politieke partij voor dieren, een vakbond voor dieren, een vereniging voor dierenrecht, en er wordt al jarenlang gepleit voor het opnemen van dierenrechten in de Grondwet.
Maar bovenal zijn er steeds meer gewone mensen die een voorbeeld zijn. Zoals de man die afgedankte koeien redt en ons verhalen vertelt over deze bijzondere dieren, die pijn en blijdschap voelen, vriendschappen sluiten en rouwen om elkaar. Dit is precies wat Martha Nussbaum bedoelt.
Wie idealen koestert, kan schuilen in deze verhalen, wanneer de werkelijkheid te wreed is om te bevatten. Totdat er een dag komt dat we terugkijken en ons afvragen: hoe kan het, dat dit ooit heeft bestaan?
Martha C. Nussbaum: Woede en Vergeving. Anbo/Anthos, 2016
Noten:
[i] Mensen zijn ook dieren, zegt Nussbaum, zodat je zou moeten spreken van ‘andere dieren’, wanneer je het hebt over niet-menselijke dieren. Voor het gemak van de lezer duidt ze niet-menselijke dieren aan als dieren in haar boek. Ik doe dat in dit stuk ook.
[ii] “We zijn nu op het moment aangekomen, en helaas is dat op veel plaatsen ook nog niet voorbij, waarop het grootste deel van onze soort, onder de noemer ‘slaven’, door de wet op precies dezelfde voet wordt behandeld als, bijvoorbeeld in Engeland, de lagere dierenrassen. Misschien dat het ooit nog eens zo ver komt dat de rest van de dierlijke schepping die rechten zal verwerven die hun niet anders dan door de hand van de tirannie hadden kunnen worden ontzegd. De Fransen hebben reeds ontdekt dat een donkere huid geen reden is om een mens zonder verhaal over te laten aan de grillen van een kwelgeest. Misschien zal men op een dag inzien dat het aantal benen, de behaardheid van de huid, of het einde van het os sacrum evenmin voldoende redenen zijn om een gevoelig wezen aan hetzelfde lot over te laten. Maar wat kan er verder nog die onvermijdelijke scheidslijn bepalen? Is het de rede, of misschien het vermogen tot beraad? Een volwassen paard of hond is echter absoluut rationeler en beter te begrijpen dan een zuigeling van een dag, een week of zelfs een maand oud.Maar stel dat het anders was, wat zou dat helpen? De vraag is niet: Kunnen ze redeneren? en ook niet: Kunnen ze spreken? maar: Kunnen ze lijden?” Bentham, Jeremy. An Introduction to the Principles of Morals and Legislation, 1789.
[iii] Kant zelf deed dit niet. Volgens hem hadden dieren geen zelfbewustzijn en konden ze niet denken. Daarom waren ze een middel en geen doel op zich.
[iv] Denk in Nederland aan blijvend falende toezicht van de NVWA als het bijvoorbeeld gaat om de situatie in slachthuizen.
[v] Zie o.a. het meest recente werk van Janneke Vink: De open samenleving en haar dieren – Uitgeverij Noordboek | Sterck & DeVreese | HL Books | Bornmeer
(c) Hedy Bollen, oktober 2023