Corona en rechtvaardigheid 

Corona heeft de vraag naar wat rechtvaardig is, op scherp gezet. Maar wat is dat eigenlijk: rechtvaardigheid? In deze blog beschrijf ik drie manieren om hiernaar te kijken.

Een gedachte-experiment

Er is een beroemd gedachte-experiment over rechtvaardigheid. Dat gaat zo.

Een tram is op hol geslagen – de remmen zijn stuk – en verderop op het spoor zijn vijf mensen aan het werk. Als de machinist niks doet en zijn gewone route volgt, rijdt hij vijf mensen dood. Maar als hij afbuigt naar een ander spoor, waar slecht één man werkt, gaat alleen deze ene man dood.

Moet de machinist afbuigen? Wat zou jij doen?

Nu een iets andere situatie. Er is opnieuw een op hol geslagen tram en vijf mensen die dreigen te worden overreden. Maar nu sta jijzelf op een plek dat je dit ongeluk kunt voorkomen. Naast je staat een dikke man, die je voor de tram kunt duwen zodat die tot stilstand komt. De dikke man overleeft dat niet, maar de vijf andere mensen zijn gered.

Wat doe je, geef jij de dikke man een duw?

Fascinerende vragen, nietwaar? Maar ook onwerkelijk en tamelijk vergezocht. Dat was tenminste mijn gedachte toen ik – jaren geleden – voor het eerst las over de dilemma’s van de trammachinist. Leuk voor filosofen en de borreltafel, maar het echte leven is niet zo scherp en extreem.

Nee … totdat corona kwam.

Corona dilemma’s

Toen Jort Kelder onlangs verkondigde dat dat wij met onze lockdown bezig zijn ongezonde 80-plussers te redden ten koste van iets veel groters – namelijk ’s lands economie – moest ik onmiddellijk denken aan de tram en de dikke man.

Arme dikke man, als het aan Kelder lag zouden we hem voor de tram duwen.

Kelder is niet de enige die meent dat het individuele belang moet worden opgeofferd voor het grotere geheel. Ira Helsloot bijvoorbeeld, hoogleraar besturen van veiligheid, houdt er soortgelijke opvattingen op na. Hij reduceert het probleem tot een rekensom in levensjaren. Met een lockdown redden we een klein aantal oude, krakkemikkige mensen die anders ook binnen een paar jaar dood waren gegaan. En we gooien daar – aldus Hesloot – ten onrechte een veelvoud aan levensjaren van gezonde, jonge mensen voor weg.

Eén ding is duidelijk: corona heeft vragen naar wat rechtvaardig is, op scherp gezet. Zouden wij het leven van een beperkt aantal mensen moeten opofferen om een economische recessie met alle gevolgen van dien, te voorkomen? Welke grootheden leggen we daarbij op de weegschaal? Mensenlevens? Levensjaren? Welzijn? Kun je dergelijke dingen ūberhaupt concreet waarderen?

Theorieën over rechtvaardigheid

Rechtvaardigheid is een woord voor iets waar we allemaal een sterke intuïtie voor hebben.[1] Maar wat is het precies? Vermoedelijk zijn er weinig vragen waarover in de loop der tijd zoveel is gepiekerd, gediscussieerd en geschreven als deze. Rechtvaardigheid kun je definiëren als juist en eerlijk handelen. Maar onze intuïties over wat juist en eerlijk is, kunnen fundamenteel verschillen.

De theorieën over rechtvaardigheid laten zien dat er grofweg drie manieren zijn om het onderwerp te benaderen.[2]

Utilitarisme

De eerste gaat uit van de gedachte dat we moeten streven naar maximalisatie van welzijn: het grootste geluk voor zoveel mogelijk mensen. Dit is de basisgedachte van het zgn. utilitarisme. Je gooit als het ware alle mensen op een hoop en doet datgene wat voor de samenleving als geheel het meeste geluk oplevert. In een samenleving die sterk is gericht op economische groei en waar levensjaren worden uitdrukt in termen van geld, lijkt het utilitaristische denken aantrekkelijk.

Maar we zien ook direct twee grote problemen opdoemen. Want waar blijft het belang van de individuele mens wanneer alleen het grote plaatje telt? En hoe meet en weeg je welzijn in een supercomplexe samenleving als de onze, waar niemand meer alle feiten kent, laat staan de causale verbanden tussen die feiten?

Mensenrechten

De tweede benadering is, niet verwonderlijk, gericht op de fundamentele rechten van het individu. Elk mens heeft deze rechten, omdat hij mens is. Rechtvaardigheid zit hem in het respecteren van deze rechten. Vooral na de Tweede Wereldoorlog is een indrukwekkende hoeveelheid mensenrechten opgenomen in onze Grondwet en vele internationale verdragen.

Prachtig natuurlijk, maar ook dit concept is bepaald niet zonder problemen. Mensenrechten kunnen onderling flink botsen en de dragers van deze rechten – mensen – verschillen fundamenteel van mening over hun rangorde en gewicht.

Veel meningsverschillen komen in de kern neer op een botsing tussen vrijheid en gelijkheid. De ene mens geeft prioriteit aan de klassieke grondrechten die gericht zijn op individuele vrijheid en zo min mogelijk overheidsbemoeienis. De ander hecht meer belang aan de sociale, op gelijkheid gerichte grondrechten, waarbij het juist de taak is van de overheid om die gelijkheid te voorzien. Zo beschouwd is de coronacrisis (ook) een botsing tussen grondrechten. Tussen enerzijds onze vrijheid om naar buiten te gaan en geld te verdienen, en anderzijds ons gelijke recht op gezondheid.

Moraal

De derde benadering is misschien wel de spannendste. Hier komen rechtvaardigheid en moraal samen. Hier speelt de vraag: wat is het goede? Hoe ziet een goed leven, een goede samenleving eruit? Waaraan hechten wij waarde in die samenleving? En waaraan niet?

Hier kom je terecht bij de vraag of iemand die oud is en ongezond heeft geleefd, net zoveel recht op gezondheidszorg heeft als een jong gezond mens. Is de oudere, door kwalen geteisterde medemens dat allemaal nog wel waard? Aristoteles zei: ieder het zijne. Ieder komt toe wat hij of zij heeft verdiend. Maar wat verdient iemand en in hoeverre mag de overheid dat bepalen?

Omgaan met grote ethische dilemma’s

Zelfs wanneer je het ultracompact beschrijft, zoals ik hier heb gedaan, raak je doordrongen van de enorme complexiteit van het probleem. Op ons rust niets minder dan de taak een grote hoeveelheid, soms onoverzichtelijke botsende belangen op rechtvaardige wijze te meten, te wegen en misschien zelfs te normeren. Natuurlijk, dat is de essentie van politiek. Maar ga er maar aan staan als er levens op het spel staan.

Logisch dus dat we het probleem versimpelen, proberen te framen en er dogma’s op loslaten.[3]

Het utilitarisme van Ira Helsloot maakt van existentieel menselijke kwesties kille rekensommen. Jort Kelder geeft de discussie een morele frame door dikke 80-plussers af te schilderen als mensen die minder waard zijn dan anderen. En mensen als ik, die hameren op de gelijkheidsrechten van elk individu, wordt doorgaans een gebrek aan realiteitszin verweten.

Rechtvaardigheid is één grote oefening in balans. Elkaar opvangen bij het vallen. En blijven dromen.


[1] Je kunt verschillende soorten rechtvaardigheid onderscheiden. Publieke of distributieve rechtvaardigheid gaat over het (rechtvaardig) verdelen van schaarse middelen. Ruilrechtvaardigheid speelt tussen mensen onderling.

[2] Bron: Rechtvaardigheid – Michael J. Sandel (hoogleraar politieke wetenschappen aan Harvard University)

[3] In zijn boek 21 lessen voor de 21e eeuw zegt schrijver-historicus Yuval Harari dat wij vier methodes hanteren om met grote ethische dilemma’s om te gaan, die we eigenlijk niet kunnen overzien. De eerste is versimpelen van het probleem. De tweede is focussen op een ontroerend menselijk verhaal dat ogenschijnlijk het hele dilemma’s illustreert. De derde methode is het verzinnen van complottheorieën. De vierde is blindvaren op dogma’s.