Sinds 1 januari jl. krijgen alleenstaande ouders met een laag inkomen een kindgebonden budget dat wordt verhoogd met de zgn. alleenstaande ouderkop. Kijk hier voor het eerdere nieuwsbericht.

Het is nog steeds onduidelijk hoe deze alleenstaande ouderkop moet worden verwerkt in de berekening van kinderalimentatie. Als het kindgebonden budget inclusief alleenstaande ouderkop volledig in mindering komt op de behoefte van de kinderen, dan heeft dit vaak tot gevolg dat de alimentatie veel lager of zelfs nul wordt. Rechters oordeelden de afgelopen maanden verschillend.

Nu heeft het Hof Den Haag hierover prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad.

De vragen luiden:

1. Moet bij de bepaling van de ingevolge artikel 1:397 BW jo 1:404 BW door de ouders verschuldigde onderhoudsbijdrage voor hun minderjarige kinderen rekening worden gehouden met het kindgebonden budget, inclusief de alleenstaande ouderkop, door dit: i) in mindering te brengen op de behoefte van de kinderen; dan wel ii) in aanmerking te nemen bij het vaststellen van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt?

2. Bij vraag 1 is geen onderscheid gemaakt tussen de alleenstaande ouderkop en het overige deel van het kindgebonden budget. Indien dat onderscheid wel moet worden gemaakt, op welke wijze moet dan ter bepaling van de verschuldigde onderhoudsbijdrage rekening worden gehouden met de alleenstaande ouderkop en op welke wijze met het overige deel van het kindgebonden budget?

 

Het berekenen van kinderalimentatie is vaak al lastig. De onduidelijkheid over de alleenstaande ouderkop komt daar nog eens bij. Heel frustrerend voor mensen die ermee te maken hebben.

Hopelijk komt de Hoge Raad snel met een uitspraak.