
Draagkrachtverdeling bij samengestelde gezinnen
Het berekenen van kinderalimentatie bij samengestelde gezinnen blijft lastig, getuige een recente uitspraak van de rechtbank Den Haag. In deze zaak hadden beide (!) partijen een berekening gemaakt waarbij de draagkracht van de man op voorhand was verdeeld over het oude en nieuwe gezin. Fout, oordeelde de rechtbank: wanneer er sprake is van een overschot aan draagkracht, moet die draagkracht in beide gezinnen volledig worden meegewogen.
Voor de alimentatieplichtige pakt dat ongunstig uit. De aloude vraag is: wat is juist en eerlijk?
Uitgangspunten draagkrachtverdeling bij samengestelde gezinnen
Voor een goed begrip zet ik eerst even de bekende uitgangspunten op rij.
Een samengesteld gezin is een gezin waarbij tenminste een van de ouders ook kinderen heeft uit een vorige relatie. Een ouder kan zodoende onderhoudsplichtig zijn voor kinderen die in verschillende gezinnen leven. De vraag is: hoe verdeel je de draagkracht in zo’n geval?
De Hoge Raad formuleerde een aantal uitgangspunten voor deze situatie.1 De belangrijkste zijn de volgende.
Wanneer een ouder kinderen heeft uit meerdere relaties terwijl zijn of haar draagkracht niet voldoende is om in de behoefte van alle kinderen te voorzien, moet zijn draagkracht in beginsel gelijkelijk over alle kinderen worden verdeeld, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn, zoals een duidelijk verschil in behoefte van de kinderen.
Wanneer een gescheiden ouder een kind krijgt met een nieuwe partner, moet bij het (her)berekenen van de alimentatie voor de kinderen uit de eerdere relatie de bijdrageplicht van de nieuwe partner voor het nieuwe kind worden meegewogen. Ook voor het nieuwe kind moeten ouders naar rato van hun draagkracht bijdragen.
In een eerder blog schreef ik over de verschillende manieren van rekenen bij samengestelde gezinnen en de rechtsonzekerheid die dit met zich meebrengt. Die blog ging vooral over situaties met een draagkrachttekort. In de onderhavige casus is er sprake van een draagkrachtoverschot.
Drie manieren van draagkrachtverdeling bij samengestelde gezinnen
De situatie in de zaak van de rechtbank Den Haag is als volgt. Vader (AP) en moeder (AG) zijn gescheiden, ze hebben één kind (kind 1). Vader heeft met zijn nieuwe partner (NP) twee kinderen (kind 2 en 3). In het schema hieronder staan de behoefte van de kinderen en de draagkracht van de onderhoudsplichtigen weergegeven. Er is sprake van een draagkrachtoverschot.
BH 1 | BH 2+3 | DK AG | DK AP | DK NP | BH totaal | DK totaal |
1.180 | 800+800 | 1.560 | 1.510 | 1.210 | 2.780 | 4.280 |
De bijdrage van AP aan AG moet worden berekend. Er zijn (tenminste) drie manieren om dat te doen.
Bij de eerste methode (M1) die de rechtbank toepaste, wordt de draagkracht van de AP aan beide kanten – dus zowel in relatie tot AG als NP – volledig meegewogen. Bij de tweede methode (M2) wordt aan het begin van de rit de draagkracht van de AP gesplitst over alle betrokken kinderen al naar gelang hun behoefte; daarna volgt de draagkrachtvergelijking met AP en NP. De derde methode (M3) gaat nog een stap verder: daar wordt eerst de behoefte van de kinderen toegerekend naar rato van de draagkracht, daarna wordt de draagkracht van AP gesplitst en tot slot volgt de draagkrachtvergelijking.2
De uitkomsten zijn weergegeven in dit schema. Voor wie de berekeningen wil nakijken: deze staan onderaan deze blog.3
AP voor kind 1 | AG voor kind 1 | AP voor kind 2+ 3 | NP voor kind 2+3 | Overschot AP | Overschot AG | Overschot NP | |
M1 | 580 | 600 | 888 | 712 | 42 | 960 | 498 |
M2 | 342 | 838 | 670 | 930 | 498 | 722 | 280 |
M3 | 328 | 852 | 686 | 912 | 493 | 708 | 298 |
Het overzicht laat zien dat AP bij een volledige drachtkrachtverdeling maar liefst € 250 meer alimentatie voor kind 1 moet betalen dan wanneer zijn draagkracht eerst wordt gesplitst. AG houdt bij een volledige draagkrachtvergelijking € 960 over, AP en NP samen € 540. Bij de methode met draagkrachtsplitsing houdt AG ongeveer € 715 over en AP en NP samen ongeveer € 780.
Volledige draagkrachtvergelijking versus splitsing
Beide (!) partijen in deze zaak pasten een methode toe met splitsing van draagkracht. De rechtbank zette daar een streep door. De rechtbank overwoog (ro. 3.23):
‘Bij het maken van die draagkrachtvergelijkingen neemt de rechtbank de volledige draagkracht van de vader mee. Daarmee wijkt de rechtbank af van de berekeningen van partijen, waarin zij de draagkracht van de vader (naar rato van de behoefte) al hebben gesplitst over de verschillende kinderen. Een dergelijke splitsing is namelijk pas aan de orde, als blijkt dat de draagkracht van de vader onvoldoende is om aan al zijn onderhoudsverplichtingen te voldoen. (15) Dat kan pas worden vastgesteld, nadat is bekeken welk aandeel de vader naar rato van ieders draagkracht zou moeten voldoen.’
De vraag is of dit juist en fair is.
De cijfers in het overzicht hierboven laten zien dat AG en kind 1 profiteren van een volledige draagkrachtvergelijking. Dat komt omdat de draagkracht van AP in relatie tot AG volledig wordt meegewogen, terwijl die draagkracht maar zeer gedeeltelijk beschikbaar is, immers, AP moet ook bijdragen voor kind 2 en 3, terwijl die bijdrage niet wordt meegewogen. In de relatie AP-NP wordt op dezelfde manier fictief gewogen.
De rechtbank motiveert zijn keuze voor een volledige draagkrachtvergelijking met een verwijzing (tussen haakjes) naar de uitspraak van de Hoge Raad van 9 maart 2018. Die uitspraak gaat over de situatie waarin er een draagkrachttekort was en waarbij het Hof de draagkracht gelijkelijk had verdeeld over alle betrokken kinderen. De Hoge Raad oordeelde, niet voor het eerst, dat ‘voor de beantwoording van de vraag welk deel van de draagkracht van de man beschikbaar is voor de zoon, van belang is hoe hoog de behoefte is van de kinderen uit de andere relaties en of de moeders van deze kinderen een eigen inkomen hebben zodat zij dienen bij te dragen in de kosten van hun kind(eren) uit de relatie met de man (…)‘.
Ik zie niet in hoe uit deze uitspraak – a contrario – valt af te leiden dat bij een draagkrachtoverschot de andere kinderen ten nadele van AG als het ware mogen worden weggegumd.
Onoplosbaar probleem?
De basisregel in het alimentatie-rekenen luidt dat ouders naar rato van hun draagkracht moeten bijdragen in het levensonderhoud van hun kind(eren).4 Het aloude probleem bij een samengestelde gezin is dat dezelfde draagkracht (van AP) tweemaal naar rato moet worden meegewogen. Dit geeft een rekenkundig probleem: waar begin je met rekenen?
Bij een dubbele volledige draagkrachtvergelijking (M1) wordt uitgegaan van een fictie, namelijk dat de draagkracht volledig beschikbaar is in beide gezinnen. Dit is in het nadeel van AP.
De methodes van splitsing (M2 en M3) verhinderen het meetellen van niet-beschikbare draagkracht, maar hebben als nadeel dat mogelijk beschikbare draagkracht niet wordt meegeteld vanwege die splitsing. Daarom zie je in de praktijk wel dat rechters een overschot aan draagkracht voor het nieuwe gezin overhevelen naar het oude gezin als daar een tekort bestaat.5
In het voorbeeld hieronder hebben alle kinderen een gelijke behoefte en alle onderhoudsplichtigen een gelijke draagkracht. De cijfers laten het verschil tussen de methodes goed zien.
BH kind 1 (AP en AG) | BH kind 2 (AP en NP) | DK AG | DK AP | DK NP | BH totaal | DK totaal |
100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 200 | 300 |
AP voor kind 1 | AG voor kind 1 | AP voor kind 3 | NP voor kind 2 | Overschot AP | Overschot AG | Overschot NP | |
M1 | 50 | 50 | 50 | 50 | 0 | 50 | 50 |
M2 | 33,33 | 66,66 | 33,33 | 66,66 | 33,33 | 33,33 | 33,33 |
M3 | 33,33 | 66,66 | 33,33 | 66,66 | 33,33 | 33,33 | 33,33 |
Bij een volledige draagkrachtvergelijking houdt AP nul over en AG en NP elk 50. Bij de methodes van splitsing houden alle partijen dezelfde ruimte over. In beide gevallen wordt vanwege het rekenkundige probleem niet voldaan aan de regel dat de beschikbare draagkracht naar rato moet worden verdeeld. Maar methode 2 en 3 benaderen het aan twee kanten evenredig rekenen méér dan methode 2. Ik vermoed daarom dat methode 2 en 3 doorgaans het meest eerlijk uitpakken, óók als er geen draagkrachttekort is.
Conclusie
De overweging van de Haagse rechtbank dat er een volledige draagkrachtvergelijking moet plaatsvinden bij een draagkrachtoverschot, lijkt als algemene regel discutabel, omdat er draagkracht wordt meegewogen die feitelijk niet beschikbaar is. De methodes waarbij de draagkracht vooraf wordt gesplitst zijn ook niet perfect, maar lijken meer in overeenstemming met de hoofdregel van naar rato verdelen.
Alimentatie-rekenen is geen recht, in de zin dat de regels vastliggen in de wet. Bij alimentatiebeslissingen heeft de rechter heeft een grote vrijheid van wegen en motiveren.6 Dat maakt dat het de moeite waard om niet zonder meer de ene of de andere berekeningsmethode te volgen, maar steeds de uitkomsten van meerdere methodes naast elkaar te leggen en – in geval van een procedure – de keuze voor een methode goed te motiveren.
Mijn vorige blog sloot ik af met een overweging van een wijze rechter, die niets aan actualiteit heeft ingeboet.
‘Het is dan ook inherent aan de berekening van kinderalimentatie dat deze nooit exact overeen zal komen met de werkelijke situatie van partijen, maar dat slechts kan worden gekomen tot een benadering hiervan. Zeker in het geval als het onderhavige, waarin sprake is van meerdere onderhoudsgerechtigden en onderhoudsplichtigen, is een dergelijke exacte benadering onmogelijk. Een dergelijke benadering is bovendien ook niet wenselijk, omdat dan bij iedere kleine wijziging tot een herberekening zou moeten worden overgegaan. De vastgestelde kinderalimentatie dient juist een bepaalde bestendigheid te kennen om te voorkomen dat partijen steeds opnieuw in discussies (en wellicht zelfs procedures) belanden over de hoogte van de kinderalimentatie.’
Waarvan akte!
- HR 13 december 1991, LJN: ZC0451, NJ 1992, 178; Hoge Raad 13 juli 2012 ECLI:NL:HR:2012:BX1295; Hoge Raad 03-02-2017 ECLI:NL:HR:2017:157; Hoge Raad 9-3-2018 ECLI:NL:HR:2018:314. ↩︎
- Dit is de methode die Splitonline faciliteert. ↩︎
- Methode 1: volledige draagkrachtverdeling
AP voor kind 1: 1.510 ./. 3.070 = 49% x 1.180 = 580
AG voor kind 1: 1.560 ./. 3.070 = 51% x 1.180 = 600
AP voor kind 2 en 3: 1.510 ./. 2.720 = 56% x 1.600 = 888
NP voor kind 2 en 3: 1.210 ./. 2.720 = 44% x 1.600 = 712
Overschot AP: 1.510 -/- 580 -/- 888 = 42
Overschot AG: 1.560 -/- 600 = 960
Overschot NP: 1.210 -/- 712 = 498
Methode 2: splitsing draagkracht naar rato behoefte kinderen
Stap 1: draagkracht AP splitsen naar rato behoefte
AP voor kind 1: 1.180 ./. 2.780 x 1.510 = 640
AP voor kind 2 en 3: 1.600 ./. 2.780 x 1.510 = 870
Stap 2: draagkrachtvergelijking
AP voor kind 1: 640 ./. (640 + 1.560) = 29% x 1.180 = 343
AG voor kind 1: 1.560 ./. (640 + 1.560) = 71% x 1.180 = 837
AP voor kind 2 en 3 : 870 ./. (870 + 1.210) = 42% x 1.600 = 670
NP voor kind 2 en 3: 1.210 ./. (870 + 1.210) = 58% x 1.600 = 930
Overschot AP: 1.510 -/- 343 -/- 670 = 497
Overschot AG: 1.560 -/- 837 = 722
Overschot NP: 1.210 -/- 930 = 280
Methode 3: de methode van Splitonline
Stap 1: behoefte kinderen op basis draagkrachtverhouding toerekenen aan onderhoudsplichtigen
AP voor kind 1: 1.510 ./. 3.070 (= 49%) x 1.180 = 580
AG voor kind 1: 1.560 ./. 3.070 (= 51%) x 1.180 = 600
AP voor kind 2 + 3: 1.510 ./. 2.720 = 55% x 1.600 = 888
NP voor kind 2 en 3: 1.210 ./. 2.720 = 45% x 1.600 = 712
Stap 2: draagkracht AP splitsen naar rato toegerekende behoefte
Totale BH voor rekening AP: 582 + 888 = 1.470
AP voor kind 1: 582 ./. 1.470 x 1.510 = 600
AP voor kind 2 en 3 : 888 ./. 1.470 x 1.510 = 455 + 455 = 910
Stap 3: draagkrachtvergelijking
AP voor kind 1: 600 ./. (600 + 1.560) = 28% x 1.180 = 328
AG voor kind 1: 1.560 ./. (600 + 1.560) = 72% x 1.180 = 852
AP voor kind 2 en 3: 910 ./. (910 + 1.210) = 43% x 1.600 = 686
NP voor kind 2 en 3: 1.210 ./. (910 + 1.210) = 57% x 1.600 = 912
Overschot AP: 1.510 -/- 328 -/- 686 = 493
Overschot AG: 1.560 -/- 852 = 708
Overschot NP: 1.210 -/- 912 = 298 ↩︎ - Artikel 1:404 lid 1 BW: Ouders zijn verplicht naar draagkracht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. . ↩︎
- Zie bijvoorbeeld: Hof Den Haag 24-10-2018 ↩︎
- Zie o.a. ECLI:NL:HR:2007:BA5803, voorheen LJN BA5803, Hoge Raad, R06/142HR (rechtspraak.nl) ↩︎