samengesteld gezin

Alimentatie bij samengestelde gezinnen: een groeiend probleem

Alimentatie berekenen bij samengestelde gezinnen: wie ziet door de bomen het bos nog? In de rechtspraktijk worden allerlei verschillende rekenmethoden gebruikt die verschillende uitkomsten geven. Meerdere auteurs deden de laatste jaren voorstellen voor vereenvoudiging en verbetering. In deze blog bespreek ik deze voorstellen.

Deze blog is een geactualiseerde versie van Alimentatie bij samengestelde gezinnen: een tussenstand.

1.    Inleiding

Het berekenen van alimentatie bij samengestelde gezinnen zorgt al jaren voor hoofdbrekens. Bij gebrek aan richtlijnen is in de praktijk een veelheid aan rekenmethoden ontstaan, die allemaal verschillende uitkomsten geven.

Meerdere auteurs deden de laatste jaren voorstellen om op basis van bepaalde uitgangspunten te kiezen voor één rekenmethode. Vooralsnog heeft dat niet geleid tot een breed gedragen keuze, maar alleen tot strijd en versnippering. De discussie beperkt zich intussen niet meer tot hoe je moet rekenen, maar richt zich ook op de basisvraag wanneer er opnieuw moet worden gerekend. Lees: moet de geboorte van een kind wel automatisch leiden tot een herberekening, met als laatste wapenfeit de verrassingsuitspraak van het gerechtshof Den Haag.[i]

Het onderwerp is complex, niet in de laatste plaats omdat het zich vertaalt in grote hoeveelheden cijfervoorbeelden die in hun onderlinge samenhang nauwelijks nog te bevatten zijn (inderdaad, iets met bomen en bos).

Reden om een poging te wagen de huidige stand van zaken terug te brengen tot een paar kernvragen.

Ik begin met het juridische kader. Daarna bespreek ik de voorstellen van achtereenvolgens Jonker et al., Van Lieshout-Jansen, Franken & De Wit en De Groot. De daaropvolgende rekenvoorbeelden maken hopelijk de verschillen tussen de voorstellen goed duidelijk. Ik sta kort stil bij de rechtsspraak en sluit af met een conclusie en aanbeveling.

Deze bijdrage gaat niet over de situatie waarin niet alle inkomensgegevens beschikbaar zijn en ook niet over de bijzondere positie van de stiefouder.

Ik ga in deze bijdrage steeds uit van het eenvoudige schema hieronder. A en B zijn de gescheiden ouders van kind(eren) AB. B heeft een nieuwe partner C en samen hebben zij kind(eren) BC. De meest voorkomende situatie is dat B om een wijziging van zijn bijdrage aan AB vraagt vanwege de geboorte van BC.

2.    Wet, jurisprudentie en tremanormen

Wat zegt de wet over de hoogte de bijdrageplicht van ouders? Weinig, alleen dit: ouders zijn verplicht om naar draagkracht te voorzien in de behoefte van hun kinderen.[ii] In de praktijk is deze regel logisch zo vertaald dat ouders naar rato van hun draagkracht moeten bijdragen. De Hoge Raad heeft deze interpretatie met zoveel woorden bevestigd.[iii]

Bij enkelvoudige gezinnen is deze regel gemakkelijk toe te passen. Wanneer ouders samen een tekort aan draagkracht hebben, valt er niets te rekenen (behalve de zorgkorting) en bij een overschot is een naar rato-berekening eenvoudig te maken. Bij een samengesteld gezin stuiten we echter op problemen. Op welke manier moet B’s draagkracht worden verdeeld over AB en BC en op welke manier moet de draagkracht van A en C daarbij worden betrokken? En kan het zijn dat AB uiteindelijk een tekort heeft, terwijl er voor BC een overschot resteert of omgekeerd, of moet dat juist worden voorkomen?

De Hoge Raad heeft een paar uitgangspunten geformuleerd, maar daarmee zijn deze problemen geenszins opgelost.

Ten eerste: wanneer B’s draagkracht niet voldoende is om in de behoefte van alle kinderen te voorzien, moet zijn draagkracht in beginsel gelijk over alle kinderen worden verdeeld, behoudens bijzondere omstandigheden, zoals een duidelijk verschil in behoefte van de kinderen (wat in de praktijk de regel is).[iv] Dit gaat dus alleen over de situatie dat B een tekort heeft, waarbij bovendien niet duidelijk is wanneer dat het geval is, omdat A en C immers ook moeten bijdragen. We zullen zien dat er tekorten bij B ontstaan afhankelijk van de manier van rekenen.

Ten tweede: bij het (her)berekenen van de alimentatie voor AB moet de bijdrageplicht van C voor BC worden meegewogen en wel eveneens naarrato van ieders draagkracht.[v] Dit klinkt logisch, maar hoe dit moet gebeuren is niet duidelijk en onderwerp van discussie.

Het Rapport Alimentatienormen (‘Tremanormen’) zegt niets over het verdelen van draagkracht bij samengestelde gezinnen. Het Rapport is primair bedoeld om de begrippen behoefte en draagkracht concreet te maken en beperkt zich (tot nu toe) tot draagkrachtverdelingen bij enkelvoudige gezinnen.

3.       Diverse rekenmethodes

3.1    Basismethode

De tot voor kort meest gangbare methode (hierna: basismethode) gaat als volgt.[vi] Eerst wordt de draagkracht van B verdeeld naar rato van de behoefte van AB en BC. Als A en B vervolgens samen een overschot aan draagkracht hebben, wordt de draagkracht van A en B naar rato verdeeld. Als A en B samen een tekort hebben terwijl er bij B en C een overschot resteert, wordt dat overschot soms overgeheveld naar AB. Maar er zijn ook andere methoden.[vii]

De voornaamste kritiek op de basismethode is dat C’s draagkracht niet goed wordt meegewogen en dat hij B bevoordeelt.    

3.2    Voorstel Jonker et al.[viii]

Jonker et al. is een multidisciplinair trio: Jonker is jurist, Van Wijngaarden en Van Foreest zijn opgeleid in de wiskunde resp. de natuurkunde. Zij constateren dat de rechtspraktijk – behalve met een gebrek aan duidelijke uitgangspunten – kampt met rekenkundige problemen. Namelijk, wanneer er in totaal een overschot aan draagkracht is – lees: A, B en C hebben samen genoeg draagkracht om in de behoefte van AB en BC te voorzien – dan kun je die draagkracht een beide kanten evenredig verdelen. Maar hoe doe je dat? B’s bijdrage aan AB beïnvloedt immers zijn beschikbare draagkracht voor BC en omgekeerd. Voor zo’n berekening is wiskunde nodig.

Jonker et al. zijn gestart met het formuleren van uitgangspunten waar alle berekeningen aan moeten voldoen. Vrij vertaald zijn dat deze.

  • De behoefte van alle kinderen moet zoveel als mogelijk worden opgevuld. Dit betekent dat een kind geen tekort mag hebben, terwijl elders ‘in het netwerk nog ouders zijn met overtollige draagkracht die verschoven kan worden naar dat kind’. [ix]
  • Bij een overschot aan totale draagkracht wordt aan beide kanten de beschikbare draagkracht proportioneel verdeeld. Beschikbare draagkracht wil in geval van B zeggen: zijn totale draagkracht minus de bijdrage aan de andere kinderen. Het gevolg is dat A en B allebei evenredig overhouden en B en C op hun beurt ook. Dit vereist een wiskundige berekening.
  • In geval van een tekort zetten alle onderhoudsplichtigen hun volledige draagkracht in. B moet bijdragen naar evenredigheid van de resterende behoefte, dus de behoefte die overblijft na aftrek van de bijdragen van A en C.

Voor eenvoudige situaties met een tekort is de berekening handmatig uit te voeren, maar in geval van overschot en meer complexe gezinssamenstellingen zal dat niet gaan. Jonker et al. willen daarom een wiskundig optimaliseringsprogramma (een app) ontwikkelen, dat op basis van algoritmes voor elke situatie een eenduidige oplossing geeft. Hoe de uitkomst tot stand komt, zal voor de gebruiker niet (altijd) inzichtelijk zijn; wel is de uitkomst altijd te controleren aan de hand van de uitgangspunten.

3.3    Voorstel Van Lieshout[x]

Van Lieshout heeft principiële kritiek op het voorstel van Jonker et al. Het is in strijd met de wet, meent zij, dat C’s draagkracht standaard wordt betrokken bij het vervullen van de behoefte van AB, C is immers niet onderhoudsplichtig voor AB.[xi] In de praktijk wordt deze kritiek wel vertaald als dat ‘C meebetaalt voor AB’. Ik merk op dat C’s draagkracht niét naar AB gaat, maar dat C – omdat B ook voor AB moet betalen – meer voor het eigen kind betaalt dan wanneer AB er niet was geweest.

Van Lieshout wil dat C zo min mogelijk invloed van de kinderen AB ervaart en A op haar beurt zo min mogelijk van de kinderen BC. Om dat te bereiken worden ‘denkbeeldige schotten’ tussen de gezinnen geplaatst. Dat betekent dat in beide gezinnen een ‘zuivere’ draagkrachtvergelijking plaatsvindt, lees: dat de draagkracht van B aan beide kanten volledig wordt meegenomen. Als B op die manier genoeg draagkracht heeft voor AB en voor BC, hoeft er niet verder te worden gerekend. Als B niet genoeg draagkracht heeft om de aldus berekende bijdragen te betalen, wordt het tekort naar rato van de behoefte hierop in mindering worden gebracht.

Inherent aan deze methode is dat de persoon in het midden (B) relatief zwaar wordt belast en dat er in het ene gezin een tekort kan zijn, terwijl in het andere een overschot bestaat.

Een variant op dit voorstel is gedaan door Franken en De Wit.[xii] Hun voorstel is in de basis gelijk aan dat van Van Lieshout, maar zij kiezen voor een iets andere benadering wanneer B een tekort heeft. Dit tekort wordt weggewerkt naar rato van B’s draagkracht en niet naar rato van behoefte. Opmerkelijk is dat Franken en De Wit B aanwijzen als de ‘veroorzaker’ van de samenloop van onderhoudsverplichtingen.

3.4    Voorstel De Groot[xiii]

De Groot, voorzitter van de Expertgroep Alimentatienormen, doet op persoonlijke titel een vernieuwend voorstel, dat verder reikt dan alleen de keuze voor een rekenmethode. Net als Jonker et al. begint hij met het formuleren van een aantal uitgangspunten.

  • Een tekort moet worden verdeeld met het oog op de behoefte van de kinderen.
  • Een overschot aan draagkracht wordt verdeeld naar (rato van de) draagkracht van de betrokken ouders.
  • De uitkomst mag niet zijn dat in gezin AB een tekort bestaat, terwijl in gezin BC sprake is van een overschot of andersom. [xiv]
  • De uitkomst van de berekening moet zoveel mogelijk bestand zijn tegen niet al te grote wijzigingen in de financiële situatie van partijen.
  • De berekening moet relatief eenvoudig zijn, dus met zo min mogelijk rekenstappen. Eenvoud en rechtszekerheid tellen zwaarder dan ‘rechtvaardigheid’.

De eerste drie eisen corresponderen met die van Jonker et al., maar de uitwerking is anders. Bij een tekort aan totale draagkracht wordt eerst het tekort verdeeld over de kinderen naar rato van hun behoefte. Deze toebedeelde bedragen worden in mindering gebracht op de behoefte van elk kind; wat resteert aan behoefte is dus gelijk aan de totale draagkracht. De rest van de berekening is daarna een eenvoudige invuloefening. A en C zetten hun volledige draagkracht in en B’s draagkracht wordt verdeeld zodanig dat in de resterende behoefte van alle kinderen wordt voorzien.

Echt vernieuwend zijn De Groots voorstellen voor de situatie waarin er sprake is van een overschot aan draagkracht en B wijziging vraagt van zijn bijdrage voor AB, omdat BC is geboren. De eerste toets die in zulke gevallen moet plaatsvinden, stelt De Groot, is óf er überhaupt een wettelijke grond is voor wijziging.[xv] Op dit moment geldt de geboorte van een kind (BC) standaard als wijzigingsgrond en omdat er veel samengestelde gezinnen zijn[xvi], moet er vaak opnieuw worden gerekend. De Groot vindt dat onwenselijk: bestendigheid moet zwaarder wegen dan nauwkeurigheid.

Volgens hem noopt de wet er niét toe dat draagkracht altijd naar rato wordt verdeeld. Waar het om gaat is dat in elk gezin een redelijk bestaansniveau moet (blijven) bestaan.[xvii] Dit uitgangspunt vertaalt hij als volgt: de geboorte van BC is pas grond is voor wijziging van B’s bijdrage voor AB, wanneer de draagkracht van C samen met de resterende draagkracht van B (d.w.z. na aftrek van zijn bijdrage aan A en de kosten van de zorgregeling) onvoldoende is om in de behoefte van het nieuwe kind te voorzien.

We zullen zo zien dat deze verrassende lijn ingang heeft gevonden in de rechtspraak.

In die gevallen waarbij er een overschot aan draagkracht is en er na toetsing wél grond voor wijziging bestaat, rekent De Groot als volgt. Het totale overschot wordt verdeeld over A, B en C naar rato van hun draagkracht. Deze toebedeelde overschotbedragen worden afgetrokken van ieders draagkracht; het resultaat is ieders bijdrage. De verdere berekening is ook hier een eenvoudige invuloefening. A en C zetten hun volledige draagkracht in en B’s draagkracht wordt verdeeld zodanig dat in de resterende behoefte van alle kinderen wordt voorzien.

Door de naar rato verdeling van het overschot houden alle partijen een gelijk deel van hun draagkracht over.

4.  Rekenvoorbeelden

Aan de hand van eenvoudige rekenvoorbeelden worden hopelijk de verschillen tussen de diverse methoden meer duidelijk.

De rekenvoorbeelden zijn onderverdeeld in drie categorieën.

  1. Voorbeeld met overschot;  
  2. Voorbeeld met tekort;
  3. Voorbeeld met overschot, waarbij er afhankelijk van de methode enerzijds een tekort en anderzijds een overschot ontstaat.

4.1       Rekenvoorbeeld: overschot

In dit eenvoudige voorbeeld hebben alle kinderen een gelijke behoefte en de onderhoudsplichtigen een gelijke draagkracht, omdat dit de verschillen tussen de methodes goed inzichtelijk maakt.

Behoefte AB = 300, behoefte BC = 300, totaal 600.

Draagkracht A = 300, draagkracht B = 300, draagkracht C = 300, totaal 900.

Er is dus een overschot van 300.

Tabel 1: basismethode/Van Lieshout bij draagkrachtoverschot

   A voor ABB voor ABB voor BCC voor BCA houdt overB houdt overC houdt over
Basis  200100100200100100100
Lieshout1501501501501500150
Groot200100100200100100100

Basismethode: B’s draagkracht wordt verdeeld naar rato behoefte; als zodoende een overschot voor AB resteert (wat hier het geval is), vindt een draagkrachtvergelijking tussen A en B plaats. Er is geen regel wat er moet gebeuren, wanneer na deze verdeling enerzijds een overschot en anderzijds een tekort ontstaat.

Van Lieshout: B’s draagkracht wordt met tweemaal een volledige draagkrachtvergelijking (schotten tussen de gezinnen) verdeeld. Als de berekende bijdragen van B voldoende zijn om – samen met de berekende aandelen van A resp. C – in de behoefte van alle kinderen te voorzien (wat hier het geval is), is de berekening klaar en kunnen deze bedragen worden vastgesteld.

De Groot: het overschot wordt over A, B en C verdeeld naar rato van hun draagkracht; deze rato overschotbedragen worden afgetrokken van ieders draagkracht, wat resteert is ieders bijdrage. De bijdrage van B wordt zo verdeeld dat volledig in de behoefte van AB en BC wordt voorzien. Nota bene: deze berekening vindt alleen plaats als er grond is voor wijziging van B’s bijdrage aan AB (zie boven).

De tabel maakt direct duidelijk dat bij toepassing van de methode van Lieshout de beschikbare draagkracht van B onevenredig wordt verdeeld. Immers: A heeft 300 beschikbaar en B feitelijk maar 150, terwijl A slechts de helft daarvan bijdraagt en B de volledige 150. B wordt dus onevenredig belast.

Bij de andere twee methoden houden alle onderhoudsplichtigen eenzelfde bedrag over. Maar ook dat klopt niet, kun je stellen, omdat de bijdragen aan beide kanten niet evenredig zijn verdeeld, ditmaal in het voordeel van B. Immers: A heeft 300 beschikbaar en B 200 voor AB; een evenredige verdeling zou ertoe leiden dat B iets meer dan 100 betaalt. Precies dit probleem lost de app van Jonker op. Een wiskundige berekening zorgt ervoor dat de beschikbare draagkracht aan beide kanten evenredig wordt verdeeld: A en B houden eenzelfde percentage van hun draagkracht over, B en C idem.

De verdeling zal er ongeveer zo uitzien. Een app zal de exacte berekening moeten doen.

Tabel 2: methode jonker bij draagkrachtoverschot

 A voor ABB voor ABB voor BCC voor BCOver AOver BOver C
Jonker18511511518511570115

Check de uitkomst: A en C houden over 115/300 = 38% van hun draagkracht; B houdt over 70/185 = 37% van zijn draagkracht.

De methode Jonker geeft m.i. zonder meer de eerlijkste uitkomst. 

4.2  Rekenvoorbeeld: tekort

Ik neem nu een ander getallenvoorbeeld.[xviii]

Behoefte AB = 800 (400 per kind), behoefte BC = 700, in totaal 1500.

Draagkracht A, B en C = 200, 600 en 400, in totaal 1200. Er is een tekort van 300.

Tabel 3 Basismethode bij tekort

BehoefteDraagkrachtAB krijgtBC krijgtTekort ABTekort BC
AB 800A 200200   
BC 700B 600320280  
 C 400 400  
1500 1200520680-280-20

B’s draagkracht wordt naar rato van de behoefte van de kinderen verdeeld. 

Tabel 4 Methode Van Lieshout bij tekort

BehoefteDraagkrachtAB krijgtBC krijgtTekort ABTekort BC
AB 800A 200200   
BC 700B 600600-224= 376420-196= 224  
 C 400 280 (+120)  
15001200576624-224-76

B’s draagkracht wordt verdeeld via een dubbele volledige draagkrachtvergelijking (schotten tussen de gezinnen). B’s aldus resterende tekort wordt naar rato van de behoefte in mindering gebracht op deze berekende aandelen.

Tabel 5 Methode Franken & De Wit bij tekort

BehoefteDraagkrachtAB krijgtBC krijgtTekort ABTekort BC
AB 800A 200200   
BC 700B 600600-247= 353420-173= 247  
 C 400 280 (+120)  
15001200553647-247-53

Idem als bij de methode van Lieshout, met het verschil dat de aldus berekende aandelen in hun onderlinge verhouding worden verminderd met het tekort. 

Tabel 6 Methode De Groot bij tekort

BehoefteBehoefte gereduceerdDraagkrachtAB krijgtBC krijgtTekort ABTekort BC
AB 800640A 200200   
BC 700560B 600440160  
  C 400 400  
150012001200640560-160-140

Eerst wordt het tekort verdeeld (behoeftereductie). A en B zetten hun volledige draagkracht in en B’s draagkracht wordt zodanig verdeeld dat in de volledige gereduceerde behoefte van de kinderen wordt voorzien.

Tabel 7 Methode Jonker bij tekort

BehoefteDraagkrachtAB krijgtBC krijgtTekort ABTekort BC
AB 800A 200200   
BC 700B 600400200  
 C 400 400  
15001200600600-200*-100*

Eerst wordt de draagkracht van A en C volledig ingezet, daarna wordt B’s draagkracht verdeeld naar rato van de resterende behoefte.

De methoden De Groot en Jonker zorgen voor een meer gelijkmatige verdeling van het tekort, De Groot nog iets meer dan Jonker. Ik vind zo’n gelijkmatige verdeling rechtvaardig, zeker vanuit het perspectief van de kinderen. Het meest eenvoudig is de methode Jonker. Hij sluit ook goed aan bij de tekort-regel van de Hoge Raad.[xix]

4.3  Rekenvoorbeeld: enerzijds tekort, anderzijds overschot

Bij de basismethode en de methode Van Lieshout kan na de eerste draagkrachtverdeling enerzijds een tekort en anderzijds een overschot ontstaan; dit geldt zowel bij een totaal tekort als een totaal overschot aan draagkracht. Bij de methode Jonker en De Groot is dit niet mogelijk: als er een overschot is, wordt dat verdeeld over de onderhoudsplichtigen, een tekort idem.

In het voorbeeld hieronder is sprake van een klein overschot van 100.

Behoefte AB = 800 (400/kind); behoefte BC = 700, in totaal 1500.

Draagkracht A, B en C = 400, 600 en 600, in totaal 1600.

Tabel 8 Basismethode bij enerzijds tekort/overschot

BHDKAB krijgtBC krijgtTekort ABOver BC
AB 800A 400400   
BC 700B 600320    280  
 C 600     420  
    1500 1600720    700-80+180

B’s draagkracht wordt verdeeld naar rato behoefte. Voor AB ontstaat een tekort en voor BC een overschot. In beginsel is de berekening klaar. In de praktijk wordt soms 80 draagkracht van B overgeheveld naar AB, met als gevolg dat C 80 meer betaalt voor BC.

Tabel 9 Methode Van Lieshout bij enerzijds tekort/overschot

BHDKAB krijgtBC krijgtTekort ABOver BC
AB 800A 400320 (+80)   
BC 700B 600480-123=357350-107= 243  
 C 600     350 (+250)  
    1500 1600757    700 -43+143

B’s aandelen voor AB en BC worden berekend met een volledige draagkrachtvergelijking (schotten tussen de gezinnen). B’s tekort van 230 wordt naar rato behoefte in mindering gebracht op zijn ‘ideale’ aandelen.

Tabel 10 Methode De Groot bij enerzijds tekort/overschot

BHDKOverschot verdelenAB krijgtBC krijgtOver ABOver BC
AB 800A 40025375   
BC 700B 60037,5425137,5  
 C 60037,5 562,5  
15001600100800700252×37,5

Het overschot wordt over A, B en C verdeeld naar rato van hun draagkracht; deze rato overschotbedragen worden afgetrokken van ieders draagkracht, wat resteert is ieders bijdrage. De bijdrage van B wordt zo verdeeld dat volledig in de behoefte van AB en BC wordt voorzien. Allen houden een gelijk deel van hun totale draagkracht over (i.c. 0,065%). Nota bene: deze berekening vindt alleen plaats als er grond is voor wijziging van B’s bijdrage aan AB.

De uitkomst van de methode Jonker is niet handmatig uit te rekenen. Een app zal aan beide kanten een evenredige verdeling van beschikbare draagkracht berekenen, zodat A en B een gelijk deel hiervan overhouden en B en C idem.

De resultaten laten goed zien dat bij de basismethode en de methode Van Lieshout tekorten kunnen ontstaan, terwijl er in zijn totaliteit genoeg draagkracht genoeg is. De methoden Jonker en De Groot voorkomen dit juist.

Bij de methode Jonker houden A en B een gelijk deel van de beschikbare draagkracht over en B en C op hun beurt ook, net als bij een enkelvoudig gezin. Bij De Groot houden álle onderhoudsplichtigen een gelijk deel van hun totale draagkracht over. Dit laatste lijkt minder logisch; het lijkt ook enigszins nivellerend te werken, wat misschien niet de bedoeling is van het alimentatie-rekenen. 

5.  Rechtspraak

Zo verdeeld als de literatuur is, zo verdeeld is de rechtspraak.

De methode Van Lieshout heeft intussen ingang gevonden bij een aantal rechtbanken/hoven.[xx] Datzelfde zal mogelijk (gaan) gelden voor de methode De Groot, terwijl er ook rechtbanken/hoven (zullen) zijn die vooralsnog de basismethode of varianten daarvan blijven gebruiken.

Speciale aandacht verdient de verrassingsuitspraak van het hof Den Haag van 8 januari 2025[xxi] , waarin het hof de lijn De Groot volgt als het gaat om de basisvraag of de geboorte van een kind wel automatisch grond is voor wijziging van de eerdere alimentatie. Het hof overweegt: ‘Dit terwijl de gewijzigde omstandigheden in de levens van deze ouders zoals het verkrijgen van eigen woonruimte, de geboorte van een kind, het gaan samenwonen met een nieuwe partner, een wijziging in de zorgregeling, tijdelijk meer of minder werk en een tijdelijke WW-uitkering, niet zonder meer relevant zijn in de zin van de wet en ook niet direct aanleiding geven tot wijziging. Beide ouders zijn en blijven immers in staat om aan hun onderhoudsverplichtingen te voldoen en worden niet boven hun draagkracht belast.’

Dat is nogal wat, namelijk een harde breuk met een jarenlang bestaande praktijk, een breuk met in potentie grote gevolgen. Dit onderwerp – wanneer is sprake van een wettelijk relevante wijziging van omstandigheden – is te groot om in een paar zinnen af te doen en vraagt om een aparte behandeling.

In het kader van deze bijdrage merk ik op dat het doel van deze beoogde koerswijziging – meer bestendigheid, minder conflicten – begrijpelijk en sympathiek is, maar dat de manier waarop dit nu lijkt te gebeuren dat beslist niét is. Het voorlopige gevolg is immers nog meer rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid, zo ongeveer het laatste waar de rechtspraktijk behoefte aan heeft.[xxii]

6.  Conclusie en aanbeveling

De methode Jonker is m.i. het meest logisch en eerlijk, zowel in uitgangspunten als uitwerking. Hij sluit aan bij de bestaande regels, een app doet het rekenwerk en de uitkomsten zijn te controleren.

Ik begrijp niet goed waarom deze voorstellen in de praktijk geen navolging lijken te hebben gevonden. Waarom is er geen proefapp ontwikkeld? Misschien omdat juristen niet erg dol zijn op wiskunde en techniek? Ik denk dat een complex onderwerp als dit juist vraagt om een multidisciplinaire aanpak.

Jammer is wel dat Jonker et al. niet expliciet formuleren dat alle onderhoudsplichtigen alleen voor de eigen kinderen betalen en dat C dus niet ‘meebetaalt voor AB’, zoals in de praktijk ten onrechte wel wordt beweerd.

Bij de methode Van Lieshout en Franken & De Wit wordt B onevenredig belast, omdat aan beide kanten wordt uitgegaan van de curieuze fictie dat de andere kant niet bestaat. Deze methode rekent zodoende met draagkracht die feitelijk niet beschikbaar is.

In sommige gevallen zal de uitkomst van deze methode best te billijken zijn, namelijk daar waar overschotten bestaan en B de onevenredige belasting goed kan dragen. Maar dat kun je ook bereiken door – zoals De Groot voorstaat – minder te wijzigen. Inherent aan Van Lieshouts methode is dat aan de ene kant een fors tekort kan ontstaan – óók wanneer er in zijn totaliteit een overschot is – en de andere kant een fors overschot. Dit is niet billijk en m.i. ook in strijd met de naar rato-regel.

Franken en De Wit gaan zelfs zover dat ze B aanwijzen als veroorzaker van de samenloop van onderhoudsverplichtingen, kennelijk reden te meer om hem relatief zwaar te belasten. Ik meende nu juist dat we het familierecht hadden bevrijd van morele bemoeienis met iemands hoogstpersoonlijke familieleven (of moeten we de initiatiefnemer voor een scheiding soms ook korten op de partneralimentatie?).

De rekenmethode van De Groot heeft dezelfde uitgangspunten als die van Jonker, maar de uitwerking is anders. Met name bij overschotten is De Groots methode wat minder logisch dan die van Jonker. Het voordeel van zijn methode is wel – zullen sommigen zeggen – dat de berekeningen handmatig zijn uit te voeren. De vraag is echter of dat bij meer complexe gezinssamenstellingen ook lukt; de app van Jonker moet dat juist wel kunnen.  

Ingrijpend is De Groots pleidooi voor meer bestendigheid. Dit pleidooi verdient lof en roept tegelijkertijd vragen op. Bijvoorbeeld: als ‘redelijk bestaansniveau’ een criterium zou worden, is dan een forse inkomensstijging van een onderhoudsplichtige ook niet langer een grond voor wijziging? En worden hiermee daadwerkelijk conflicten voorkomen? In veel gevallen zal er immers wel degelijk opnieuw gerekend moeten worden, namelijk om te toetsen of er wel of niet gewijzigd mag worden. Zoals gezegd verdient dit onderwerp een aparte bijdrage.

Alle voorstellen beogen linksom of rechtsom eenvoud,  rechtvaardigheid en duidelijkheid. Tot nu toe zijn die doelen niet bereikt en zit de rechtspraktijk met de gebakken peren. Klap op de vuurpijl is de uitspraak van het hof Den Haag: alsof lukraak ergens een dragende balk wordt verwijderd, zonder renovatieplan.

Ik pleit voor een brede aanpak waarbij rekenmethodiek en  wijzigingsvoorwaarden als samenhangende onderwerpen worden besproken. De discussie kan worden teruggebracht tot een paar kernvragen.

  • Mag AB of BC een tekort hebben, terwijl B draagkracht over heeft? Met Jonker en De Groot zeg ik: neen.
  • Is standaard rekenen met niet beschikbare draagkracht in overeenstemming met (een redelijke uitleg van) de wet? Met De Groot (en vermoedelijk ook Jonker) zeg ik: neen.  
  • Is het wenselijk om te komen tot een systeem waarbij er minder wordt gewijzigd, niet alleen bij de geboorte van een kind maar ook in andere gevallen? Over deze vraag moet goed worden nagedacht, niet alleen door juristen, maar ook door ‘het veld’, waaronder mensen die de dynamiek van gebroken en samengestelde gezinnen goed kennen.     

Essentieel voor de rechtspraktijk is tenslotte hoe de veranderingen tot stand komen: een wetswijziging, een oordeel van de Hoge Raad, een uitbreiding van (de scope van) de Tremanormen of – zoals nu helaas lijkt te gebeuren – een ongeleide uitkristallisering in de rechtspraak.

Ik hoop van harte dat de Expertgroep Alimentatienormen hier een taak voor zichzelf ziet weggelegd!


[i]  Hof Den Haag 8 januari 2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:93

[ii]  Art. 1:404 BW

[iii] Hoge Raad 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX1295, ro. 3.4.1: 

[iv] HR 13 december 1991, LJN: ZC0451, NJ 1992, 178:

[v] Hoge Raad 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX1295

[vi] M.A. Zon, ‘Kinderalimentatie in samengestelde gezinnen’, EB 2011/75.

[vii] Zie https://www.bollenvanscheppingen.nl/kinderalimenatie-bij-samengestelde-gezinnen-draagkrachtverdeling/. Zie ook M. Jonker, J. Wijngaard & N.D. van Foreest, ‘Proportioneel verdelen van draagkracht bij kinderalimentatie in samengestelde gezinnen’, EB 2020/63, onder 4.

[viii] M. Jonker, J. Wijngaard & N.D. van Foreest, ‘Proportioneel verdelen van draagkracht bij kinderalimentatie in samengestelde gezinnen’, EB 2020/63.

[ix] Deze formulering van Jonker et al. is helaas niet helemaal zuiver. Het zal immers niet de bedoeling zijn dat er draagkracht van C naar AB gaat of omgekeerd draagkracht van A naar BC. Bedoeld wordt dat er met B’s draagkracht wordt geschoven, waardoor C (of A) in verhouding meer gaat betalen voor het eigen kind.     

[x] P.G.A. van Lieshout-Jansen, ‘De berekening van kinderalimentatie in samengestelde gezinnen: van afgeleide draagkracht naar zuivere draagkracht’, EB 2023/58.

[xi] Van Lieshout: “Door de draagkracht van C standaard te betrekken bij het vervullen van de behoefte van AB, treedt de rechter buiten de grenzen van het wettelijk kader. De nieuwe partner is wettelijk gezien immers niet (altijd) onderhoudsplichtig jegens AB. En voor de vrouw bestaat er ook geen enkele wettelijke verplichting om haar draagkracht aan te wenden voor de kinderen van de man en zijn nieuwe partner (hierna: BC). Desgewenst is hier een taak voor de wetgever weggelegd.”

[xii] J. Franken en J.A.M.H. de Wit, ‘Kinderalimentatie bij samengestelde gezinnen: een knelpunt en stappenplan’, Ars Aequi 2024061

[xiii] J.B. de Groot, ‘Verdelen van de draagkracht bij samengestelde gezinnen: (g)een abc’tje!’, EB 2024/61; J.B. de Groot, ‘Verdelen van de draagkracht bij samengestelde gezinnen: (g)een abc’tje! II’, EB 2024/84.

[xiv] De Groot leidt dit rechtstreeks af uit de wet: een kind is behoeftig en tussen kinderen geldt geen rangorde.

[xv] Art. 1:401 lid 1 BW: Een door de rechter vastgesteld of door partijen afgesproken alimentatiebedrag kan worden gewijzigd, wanneer dat bedrag door gewijzigde omstandigheden niet meer voldoet aan de wettelijke regels.

[xvi] https://www.nji.nl/cijfers/gezinnen#complexe-gezinnen

[xvii] De Groot verwijst naar jurisprudentie van de Hoge Raad (o.a. HR 2 december 1994, NJ 1995/287; HR 25 november 1994, NJ 1995/286 en HR 21 december 2007, ECLI:NL:HR:2007:BC0658).

[xviii] Bij een gelijke behoefte en gelijke draagkracht geven alle methoden hetzelfde resultaat.

[xix] HR 13 december 1991, LJN: ZC0451, NJ 1992, 178

[xx] Zie o.a. rechtbank 31 januari 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:703; rechtbank Den Haag, 23 december 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:22966; Hof Den Bosch 24 oktober 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:3335

[xxi] Hof Den Haag 8 januari 2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:93

[xxii] Ook de inloopkamer in Midden-Nederland volgde deze lijn. Rechtbank Midden-Nederland 30 januari 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:703